JAARVERSLAG 2017 - IONA STICHTING

32 Zonder titel Het was nog niet af, maar wat gaf dat? Het stond of lag of hing erbij alsof we er op zomaar een dag, een vrij uur aan verder konden werken – ieder voor zich of samen. Jij aan de ene, ik aan de andere kant ervan, naar elkaar toe of van elkaar af, richtingen op, hoogtes in. Vele. De breedte, de bodem in, het raam uit: nog zoveel wat eraan zou kunnen worden toegevoegd, onmerkbaar. Het leek erg ruimtelijk te willen zijn. Immens. En godzijdank niet dwingend imposant. Tinten hielden we gedekt en naturel, met lichte voorkeur voor herfst en huid, schaduw, textuur, voor de ongladheid van de toevalstreffer, de gemorste spat. Kwast, mes, hamer, naald en draad. Slijptol, draaischijf, schaar, schaaf, guts. Alleen die woorden al! Terwijl we toch genoeg aan onze handen hadden en amper deden aan plannen en overleg: met de mond bliezen we glas waarin hooguit de vlam bestond, drinkwaar voor drinkbaar vuur. En dat, onder het heruitvinden van het ei-groenste e-mineur, vliesdun. Het had van alles in zich om een paradijs te zijn: want wij pasten erin. Het zat bij vlagen als gegoten. Appels hingen we er niet op. Te werkelijk. We kozen voor takken waaraan nog hier en daar een kleine lamp in bladvorm. Daar rondom schemer, iets van maan, van winter, van het einde. Voordat die intrad lieten we het zo. Goed wetend dat het nog veel beter kon, maar even simpel: stuk aan overdaad. Zoals je soms een regel open laat. Opdat wat niet te maken is, bestaat. Désanne van Brederode

RkJQdWJsaXNoZXIy MjUzMjc=