

Iona Stichting
Jaarverslag 2014
5
Anders dan voor het ontvangen van (verjaars)ge-
schenken, liggen er voor het ontvangen van
onverwachtse, spontane gaven geen spelregels klaar.
In balsporten zoals basketbal en handbal zie je dit
terug. Een goede, gerichte, ‘gouden’ worp kan iemand
misschien nog wel aanleren door veel te trainen. Maar
de vanger kan niet met open armen op een tactische
positie in het veld gaan staan, wachtend tot de bal in
zijn handen zal belanden. Op en rondom de ingeno-
men plek moet hij in beweging blijven, de blik gericht
op degene die de bal voor even bezit. Welke richting
zal er voor de worp worden gekozen? Hoe hoog zal de
boog zijn die de bal straks beschrijft, of gaat hij in een
rechte lijn naar voren? Staat er wind? Zijn er andere
spelers in het veld die deze bal beter kunnen vangen
en zo ja, hoe bied ik die dan ruimte?
Als een speler denkt dat hij de bal kan vangen, zal hij
deze soms nog voordat deze de daling heeft ingezet
‘uit de lucht plukken’ – of toch nog missen. Dat maakt
vangen tot een enerverende, spannende activiteit.
Er hangt veel af van de eigen wakkerheid, en van de
ietwat tegennatuurlijke moed om niet weg te rennen
voor het op je af vliegende projectiel, maar het juist
tegemoet te gaan. Daarbij is er ook sprake van een toevalsmoment. Wanneer de
bal je ‘toe valt’, en je die hebt kunnen vangen, veert je hart op van vreugde en
verbazing: ‘Het is gelukt, ik heb ’em!’
Elementen uit deze vangkunst, opvangkunst, zijn ook nodig bij het ontvangen.
Bijvoorbeeld inzicht of inspiratie. Of een ogenblik van onverwachtse,
onaangekondigde schoonheid. Van genade. Het hangt in de lucht, maar je moet het
wel kunnen zien, horen, en daartoe moet je eigenlijk al veel eerder wakker, open
en vooral:
onbevangen
willen en durven zijn. En dit weer in het volle besef dat
een dergelijke houding geen garantie is dat je daadwerkelijk iets zult vangen.
Kinderlijk eenvoudig, en tegelijkertijd: een oefening op zich.
Met het woord ‘ontvangen’ is pas op het tweede gezicht iets vreemds aan de hand.
Vergelijkbaar met het woord ‘ont-moeten’: het betreft hier, idealiter, een (her-
nieuwde) kennismaking met een ander, ontdaan of vrij van ‘moeten’. Ontspannen
dus. Geïnteresseerd. Met open vizier.
Ontwapend en ontwapenend.
Wie ont-vangt, maakt het vangen meteen weer ongedaan. Hij houdt de vangst niet
vast, bewaart die niet ‘voor later’, maar geeft het de ruimte. Hoe langer je stilstaat
bij dit werkwoord, hoe groter de paradox lijkt te worden. Het gaat hier namelijk
niet om
niet-vangen
, ook niet om vangen en
hierna
weer loslaten, maar om een
vangen dat volkomen ontdaan is van een vangkarakter. En in haar gebaar wellicht
zelfs veel meer lijkt op de tegenhanger: geven.
Je kunt deze gelijkenis met geven goed waarnemen wanneer je in een kring met
mensen staat die van hun linkerhand een kommetje hebben gemaakt en allemaal
een bal in hun rechterhand houden: ieder van hen legt op het aangegeven moment
Iona jaarvergadering 2014, filosoof en goochelaar Tilman Andris