Table of Contents Table of Contents
Previous Page  9 / 52 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 9 / 52 Next Page
Page Background

Iona Stichting

Jaarverslag 2014

7

zuchtig, belangeloos te geven: het moet wel iets ‘opleveren’. Al is het maar de

reductie van een vaag schuldgevoel jegens minderbedeelden elders in de wereld.

Zelfs als we willen aanvaarden dat mensen over het algemeen beter zijn in nemen

dan in geven, dan betekent dit nog steeds niet dat ze daarmee ook goede

ontvangers zijn. Degene die neemt bepaalt zelf wat hij neemt, een ontvanger krijgt

(misschien) iets, maar kan niet altijd zelf bepalen wat dit zal zijn. Hij is afhankelijk

van eventuele schenkers. En hoe weten die wat hij nodig heeft, hoeveel hij nodig

heeft, wat hij mooi, leuk of interessant vindt?

Je kunt het soms al merken bij zowel het krijgen van kritiek als van complimenten:

een ongemakkelijke verlegenheid, die haaks staat op de autonome, heldhaftige,

vastberaden ‘Ze moeten me maar nemen zoals ik ben!’-houding, waarmee je

natuurlijk pas werkelijk vooruit komt in het leven…

Wie niet het gewenste ontvangt, wie te weinig ontvangt, wie zich onrechtvaardig

behandeld voelt kan hierover klagen, maar wie onverwachts iets mag ontvangen

wat te groot, te mooi voor hem is, kan heimelijk achterdochtig worden. Wat wil de

schenker van me? Denkt hij met zijn gave mijn vriendschap en loyaliteit te

kunnen kopen? Verlangt hij op zeker ogenblik toch meer dan alleen mijn dank-

baarheid terug? En mocht hij verwachten dat ik zijn gave investeer in één van mijn

toekomstplannen, kan ik die verwachtingen dan wel waarmaken? Die onzekerheid

kan verlammend werken.

Bij nemen en geven ben ik het zelf die bepaalt. Bij het krijgen, het ontvangen, kom

ik hoe dan ook in een relatie terecht die ik misschien niet zelf heb gewild – en

daarbij voel ik me kleiner worden, onmondig. Want een gegeven paard kijk je niet

in de bek, en je behoort niet te spugen in de bron waaruit je hebt mogen drinken.

Wat je als ontvangende partij bij al dit getob kan vergeten, is dat mensen die goed

kunnen ontvangen heel hard nodig zijn bij de vorming van een sterke(re) geef-

cultuur. Maar als ‘goed’ ontvangen niet te leren is en

niet in regels is uit te drukken, hoe doe je het dan?

In het hierboven beschreven kringspel met de bal, dat

geen verliezers en winnaars kent, is er iedere keer na

de handeling van het gelijktijdig geven en ontvangen

een klein tussenmoment. Een adempauze. Daarin geeft

iedere speler de ontvangen bal aan zichzelf.

Zonder dit overgeven van eigen linkerhand naar eigen

rechterhand zou de doorgeef-stroom onmiddellijk

stagneren. Even houdt iedereen de bal dus in beide

handen; lang genoeg om de warmte van vorige

gever(s) aan de bal gewaar te worden en hieraan eigen

afdrukken toe te voegen, kort genoeg om niet te

kunnen spreken van vasthouden, van balbezit, van

een ‘vangst’.

Het is precies dit moment dat voorkomt dat het

spelletje alleen maar om het doorgeven zelf gaat: je kunt letterlijk een ogenblik

stilstaan bij dat wat er wordt doorgegeven.

De vorm, het gewicht en de warmte ervan, de geschiedenis ervan – en in dit

wegende stilstaan krijgt het materiële object een betekenis, een waarde. Die je

vervolgens dan ook weer betrokken én vrij weg kunt schenken, om ruimte te

maken voor dat wat je nieuw in de kom van je lege linkerhand ontvangt.

Spelen met de zon